
Jurisprudentie
BE9816
Datum uitspraak2008-09-03
Datum gepubliceerd2008-09-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5167 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-09-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5167 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Arbeidskundige component van arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet aan merken als zelfstandig deelbesluit. Onvolkomenheden CBBS. Eerst in hoger beroep deugdelijke arbeidskundige motivering gegeven.
Uitspraak
06/5167 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 25 juli 2006, 05/4747 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene] (hierna: betrokkene).
en
appellant.
Datum uitspraak: 3 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingezonden.
Namens betrokkene is een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers. Betrokkene is, met bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Feiten waarvan de Raad uitgaat bij zijn oordeelsvorming.
1.1. Betrokkene was werkzaam als productiemedewerker bij een slachthal. Hij is voor dat werk uitgevallen wegens rugklachten. Bij besluit van 10 augustus 2004 is hem met ingang van 13 juli 2004 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
1.2. Bij besluit van 7 juli 2005 is deze uitkering met ingang van 17 augustus 2005 herzien en vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% en is zijn uitkering dienovereenkomstig verlaagd. Aan dit besluit lag een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek ten grondslag. Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit is bij besluit van 11 november 2005 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. In het kader van de bezwarenprocedure is het eerdere verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige onderzoek beoordeeld door de bezwaarverzekeringsarts
G.J.A. van Kasteren-van Delden onderscheidenlijk de bezwaararbeidsdeskundige
R.B. van Vliet. De bezwaarverzekeringsarts komt in haar rapport van 21 oktober 2005 tot de conclusie dat er geen argumenten zijn om het eerder verrichte verzekeringsgeneeskundig onderzoek voor onjuist te houden. In zijn rapport van
1 november 2005 stelt de bezwaararbeidsdeskundige dat de bezwaren van betrokkene van arbeidskundige aard ongegrond zijn.
2. In beroep heeft betrokkene gronden van medische en arbeidskundige aard aangevoerd.
3. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit vernietigd, dat besluit voor het overige in stand gelaten, appellant voor zover het bestreden besluit is vernietigd opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van haar uitspraak, en beslissingen gegeven over het griffierecht en de proceskosten.
3.1. De rechtbank kon zich verenigen met de medische grondslag van het bestreden besluit.
3.2. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting was de rechtbank, verwijzend naar uitspraken van de Raad van 9 november 2005, LJN AR4716, AR 4717, AR 4718, AR 4719, AR 4721 en AR4722 en haar uitspraak van 3 januari 2004, LJN AU9030, echter van oordeel dat het haar voorgelegde schattingsbesluit, dat tot stand is gekomen met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS), een als toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid ontbeert. Volgens de rechtbank had appellant ten onrechte in de FML (of middels het verstrekken van een lijst) de normaalwaarden inclusief interpretatiekader achterwege gelaten evenals een toelichting op de door het systeem gegenereerde signaleringen M, G en * in de geselecteerde functies.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1. De Raad overweegt ambtshalve dat, zoals hij in zijn uitspraak van 16 maart 2005, LJN AT1852, heeft geoordeeld, de arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet is aan te merken als een zelfstandig deelbesluit en een besluit tot vaststelling van het recht op een uitkering ingevolge de WAO dan ook niet in zoverre kan worden vernietigd. Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 13 mei 2008, LJN BD1231, overweegt de Raad voorts dat een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling derhalve ook niet bestaat uit onderdelen van een besluit als bedoeld in (de wetsgeschiedenis van) artikel 6:13 van de Awb. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraken van 16 maart 2005 en 23 januari 2008, LJN BC2880, alsook in zijn uitspraak van 28 november 2007, LJN BB9311, betekent dit dat voor een gedeeltelijke vernietiging als de onderhavige geen plaats is. In zoverre dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd.
4.2. Betrokkene heeft in hoger beroep bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Dit betekent dat in hoger beroep alleen de door appellant bestreden overweging als weergegeven onder 3.2 aan de orde is.
4.2.1. Daarover overweegt de Raad, onder verwijzing naar zijn uitspraak van 22 februari 2008, LJN BC4826, dat zijn uitspraken van 12 oktober 2006, o.a. LJN AY9971, waarin de Raad heeft vastgesteld dat met de inmiddels aangebrachte aanpassingen de aan het CBBS klevende onvolkomenheden, zoals deze zijn beschreven in zijn uitspraken van
9 november 2004, in voldoende mate zijn opgeheven, geen steun bieden voor het oordeel van de rechtbank dat een toereikende inzichtelijkheid en toetsbaarheid van de schatting slechts wordt bereikt als het Uwv een lijst met normaalwaarden inclusief interpretatiekader verstrekt. Dit betekent dat desbetreffende grief van appellant terecht is opgeworpen.
4.2.2. In hoger beroep heeft appellant naar aanleiding van de in 4.2.1 vermelde uitspraken van de Raad van 12 oktober 2006 een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige
R.E.T. Peters van 30 mei 2007 overgelegd. Daarin zijn de door het CBBS gegenereerde signaleringen van een toelichting voorzien. De Raad heeft geen aanleiding te twijfelen aan de geschiktheid voor betrokkene van de aldus toegelichte functies.
4.3. Nu het bestreden besluit eerst in hoger beroep van een deugdelijke motivering is voorzien, zal dat besluit worden vernietigd. Aangezien thans duidelijk is geworden dat de mate van betrokkene arbeidsongeschiktheid per 17 augustus 2005 door het Uwv correct is vastgesteld, zal de Raad, onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
5. De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Die kosten worden vastgesteld op € 322,- aan kosten van verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het arbeidskundige gedeelte van het besluit van 11 november 2005 is vernietigd, het Uwv is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van die uitspraak, en dat besluit voor het overige in stand is gelaten;
Vernietigt het besluit van 11 november 2005 geheel;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter en T. Hoogenboom en H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 september 2008.
(get.) H. Bolt.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
OA